Pierre Emmanuel d’Hane erft in 1761 het kasteel van zijn oom en start een jaar later een grondige verbouwing. Hij engageert hiervoor de Gentse ondernemer Jan Baptist Simoens en laat een gedetailleerd plan van het domein maken door landmeter Gerard De Deken. Het plan toont het kasteel met twee haaks op elkaar staande vleugels, zoals aan het begin van de 17de eeuw werd gerestaureerd, en wordt bewaard in het kasteel.
Het kasteel wordt gevoelig uitgebreid en verbouwd in Lodewijk XV-stijl, vermoedelijk naar het voorbeeld van het tijdens de Franse revolutie afgebroken kasteel van Bellevue in Meudon nabij Parijs, 12 jaar daarvoor gebouwd voor Madame de Pompadour, de maitresse van Lodewijk XV.
In tegenstelling tot wat in verschillende publicaties over het kasteel werd geschreven, is dit nieuwe kasteel een grondige verbouwing van het 17de eeuwse kasteel. Dit weten we uit grondig bouwfysisch en topologisch onderzoek van het gebouw zelf, inclusief de kelders.
Langs de achterzijde wordt de traptoren verwijderd en komt er een aanzienlijke uitbreiding tot een rechthoekig en symmetrisch volume. Het kasteeleiland wordt vergroot en opengemaakt om een onbelemmerd zicht te bieden op de grote spiegelvijver. Rondom deze zichtas ontvouwt zich een geometrische Franse tuin, waarvan tussen 1764 en 1768 een eerste deel wordt gerealiseerd. Doch het ontwerp (van een zekere sieur Carpentier, vermoedelijk een leerling van Laurent-Benoît Dewez) wordt aangepast door de kasteelheer.
De tweede zichtas van het domein loopt van de toegangsdreef doorheen het kasteel naar de achterliggende tuinen. De ijzeren boogbrug, die toegang geeft tot deze wandeltuinen, wordt tijdens de Franse revolutie weggenomen zodat het kasteel langs alle zijden beschermd is door het water.
Aan de voorzijde wordt de doorrijpoort vervangen door een rococo toegang met dubbele deur die uitgeeft op een vestibule. Het kasteel is, op kleine wijzigingen na, volledig bewaard gebleven tot vandaag. De ophaalbrug wordt rond of kort voor 1800 vervangen door een stenen boogbrug.
Kleine details laten echter zien dat het gebouw nog steeds het 17de-eeuwse gedeelte bevat. In de zuidergevel bijv. zit, naast de centrale deur, nog steeds de deur naar de 17de eeuwse bureauruimte, waarvan de vloer nog steeds bestaat uit 17de-eeuwse tegels.
Recent werd nog een nieuwe tekening teruggevonden die het kasteel toont. De tekening wordt gedateerd op 1780 maar is vermoedelijk een beetje later (1785 à 1788).
Dit project wordt deels gefinancierd door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling in het kader van het LEADER project VLA17/06.
Recent werd het immense archief van Dr. Maurits Gysseling, een van de de grootste toponiem-specialisten van Vlaanderen die stierf in 1997, door het KANTL (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren) gedigitaliseerd en online gezet.
Historicus Ignace De Temmerman vond in dit online archief, onder de plaatsnaam Elene, dat men in 1425 “een quareelhoven” bouwde in Hebbegem, de plaats van de herenboerderij van de heren van Leeuwergem. Deze kareeloven of veldoven is een semi-permanente structuur waarin ter plaatse van de bouwwerf bakstenen en daktegels (platte dakpannen) werden gebakken, gedurende de bouw van het kasteel.
Zoals we vroeger reed hebben vermeld, werd klei een paar honderd meter verder ontgonnen uit de vallei van het beekje dat ontspringt aan de kerk van Leeuwergem.
Deze tekstvermelding geeft dus het precieze jaartal 1425 waarin de bouw van het kasteel van Leeuwergem werd gestart door Elisabeth van Leeuwergem en haar man Robert van Massemen.
De herenboerderij van het kasteel van Leeuwergem is de kern van het kasteeldomein en is in feite ouder dan het kasteel zelf. Deze boerderij bestaat uit een woonhuis, stallen, een wagenhuis, een dorsvloer, opslagschuren, een bakhuis en een brouwerij.
In het woonhuis woont niet alleen de pachter en zijn familie, maar waarschijnlijk ook knechten die werken op en rond de boerderij en het kasteel. Op de binnenkoer van de boerderij staat in het midden het bakhuis, voor het bakken van brood. Een bakhuis werd omwille van het brandgevaar steeds los van de andere gebouwen geplaatst.
In de paardenstal staan zowel de werkpaarden als de koetspaarden. Naast de paardenstal is het koetshuis. Vermoedelijk had de kasteelheer dan ook een koets.
De kasteelhoeve heeft ook een brouwerij, die het bier maakt voor Elene, Leeuwergem en het kasteel. Op deze manier heeft de kasteelheer het recht om belasting te heffen op bier dat van buitenaf komt. De brouwerij bestaat uit een centrale kookketel en twee brouwkuipen. De gekookte wort wordt in platte bakken in het dakgebinte gepompt om te koelen, daarna laat men het een tijd in de andere kuip gisten. Het resulterende bier kan nog een tijd nagisten in houten vaten, vooraleer het finaal in biervaten gaat, klaar voor vervoer.
Naast het woonhuis is er ook een doorgang naar het bos, waar geriefhout en hakhout werd gehaald. Er zijn immers hakhoutstoven teruggevonden in het gemeenschappelijk bos naast het kasteel, die vermoedelijk van deze periode dateren. Omwonenden mochten dit bos gebruiken om er hakhout en wintervoeder voor de dieren te halen en er varkens te weiden, maar niet om te jagen.
Langs de weg naar het bos liggen siertuinen en een grote boomgaard.
Het kasteel van Leeuwergem heeft geen oorsprong als middeleeuwse versterkte burcht maar wel als een woonkasteel uit de Bourgondische tijd. Het kasteel werd gebouwd in het begin van de vijftiende eeuw naast een herenhoeve van de adelijke familie van Leeuwergem, in een moerassige zone waarin een aantal beekjes samenvloeiden. Deze herenhoeve bestond reeds in de elfde eeuw of vroeger.
De boerderij bestond dus reeds voor het kasteel en was een gesloten hoeve met een brede gracht errond en een grote en kleine ophaalbrug. In de decennia voor deze Bourgondische periode was het immers heel onrustig, met oorlogen, plunderingen en rondtrekkende dievenbendes.
Het was Elisabeth van Leeuwergem, als enig overgebleven erfgenaam van het huis van Leeuwergem, die het kasteel bouwde in 1425. Zij was gehuwd met Robert van Massemen, een vooraanstaande edele uit de entourage van Filips de Goede, graaf van Vlaanderen. Deze Bourgondische hertog zorgde voor een tijd van vrede en voorspoed.
Door het moeras uit te scheppen, ontstond niet alleen het kasteeleiland maar ook de kasteelvijver. Langsheen de beek, die deze kasteelvijver voedt en verderop door het dorp Elene stroomt, bouwde deze familie reeds een watermolen in 1399.
Naast de boerderij verschijnt dus een heuse bouwwerf waar alle materiaal voor het nieuwe kasteel wordt klaargemaakt en in de beekvallei vlak naast het kasteel graaft men klei uit. Met de vlakbij afgegraven klei worden bakstenen en daktegels gebakken in een steenoven die op het terrein zelf wordt opgetrokken.
Het oprichten van deze steenoven in 1425 werd recent in een tekst teruggevonden (“quareelhoven op Hebbegem”) in het immense archief van Dr. M. Gysseling, dat door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren online werd geplaatst.
De omlijstingen van deuren, poorten en ramen worden door steenkappers gemaakt uit lokale Balegemse kalksteen. Restanten van gekapte kalksteen worden gebrand tot kalkmortel in deze kalkoven. De gebrande kalksteen wordt vermengd met water en zet zich om tot gebluste kalk waarmee kalkmortel wordt gemaakt om te metselen. Deze gebluste kalk wordt bewaard in tonnen met water.
Boomstammen worden aangevoerd uit het bos vlakbij en gekapt tot houten balken voor de vloeren en de daken van het kasteel. Daarna worden ze op de bouwwerf geplaatst door houten bouwkranen. Deze bouwkranen worden aangedreven door spierkracht, twee bouwvakkers stappen in een dubbele tredmolen die een windas doet draaien en zo een zware last kan optillen. De kraan kan rond zijn as draaien om de lasten een verdieping hoger te deponeren.
Het nieuwe kasteel komt op de plaats van het moeras. De waterpartij rondom het kasteel zal ook dienst doen als spaarvijver voor de watermolen op de Molenbeek verderop in Elene. Waarschijnlijk kreeg deze watermolen, die 20 jaar eerder werd gebouwd, onvoldoende water in de zomer. Molenvijvers werden ook gebruikt als visvijvers. Vis was niet alleen een welgekomen bron van eiwitten, ook waren er in de middeleeuwen veel vastendagen waarop men geen vlees mocht eten.
Het kasteel heeft ook een grote boomgaard, want fruit is belangrijk om de winter door te komen. De boomgaard levert immers vooral noten en bewaarfruit, zoals appels, peren en pruimen, die in de oven worden gedroogd. Van kweeperen maakt men marmelade. Walnoten, abrikozen en krieken worden gekonfijt met honing. In kasteeldomeinen en abdijen, die grote boomgaarden hebben, wordt fruit ook vaak gebruikt bij de bereiding van maaltijden.
In de 15de en 16de eeuw komt het kasteel door erfopvolging in het bezit van diverse families. Vanaf 1578 wordt de streek meegesleurd in de gruwelijke burgeroorlog tussen protestanten en katholieken, die Vlaanderen in diepe armoede stort. Het neerhof wordt platgebrand en het kasteel geplunderd. Veel protestanten vluchten naar het noorden, dat zich al snel afscheidt van het katholieke zuiden. Het vervallen neerhof en kasteeldomein worden in 1608 verkocht aan de Noordnederlandse adellijke families de la Loo – van der Aa, wanneer de laatste bezitter, Joris van Hoorne, kinderloos sterft. Hij was de neef van graaf Van Hoorne en getrouwd met Eleonora van Egmont, dochter van graaf Lamoraal van Egmont. Beide graven werden in 1568 op bevel van Filips II op de Grote Markt in Brussel onthoofd. Deze onthoofding en de diepe onvrede over het beleid van Filips II leidde tot deze burgeroorlog die duurde tot 1592.
In Zottegem, in de deelgemeenten Leeuwergem en Elene, omsloten door drukke wegen en industrie, ligt een prachtig bewaard historisch landschap rondom een kasteel en kasteelpark.
Alhoewel dit landschap reeds vele eeuwen werd gevormd door de menselijke activiteit, toch bleven heel wat historische en biologische aspecten van dit landschap bewaard. Bijvoorbeeld groeit er op deze bosgronden een grote variëteit aan planten en paddestoelen die wijzen op een eeuwenoude bodem en continuïteit van gediversifieerde begroeiing.
Een voorbeeld van een plant die je alleen op oude bosgronden vindt is de gewone salomonszegel. Deze plant heeft zware, kortlevende zaden waardoor de plant zich maar traag kan verspreiden en dus kwetsbaar is voor verstoring.
Oude landschapselementen zijn bijvoorbeeld de weidehagen die voldoende dicht moeten zijn om het vee binnen de weide te houden. Hiervoor werden hagen gevlochten of “gelegd”. Alhoewel gelegde hagen weinig werden toegepast in de Vlaamse Ardennen, zijn er toch nog dergelijke hagen te vinden in de dorpskern van Leeuwergem. Ook het toponiem Wolfshage nabij het kasteel duidt op een dergelijke, ondoordringbare haag waartegen wolven werden samengedreven (tot in de 17de eeuw) om ze af te maken.
Andere weidehagen bestaan uit een combinatie van meidoorn en sleedoorn (vermoedelijk de wilde voorloper van de pruim). Deze doornige combinatie resulteert niet alleen in een goede afsluiting van weiden, maar biedt ook een ideale broedplaats voor vogels en een uitstekende bron van nectar voor de bijen.
In het kader van LEADER wordt een natuureducatieve wandeling in het historisch landschap Leeuwergem-Elene uitgewerkt die de betekenis en rijkdom ervan toegankelijk maakt voor de wandelaar. Hierbij worden ook virtuele 3D reconstructies gebruikt om dit landschap te tonen in het verleden, maar ook in de toekomst. Zo tonen we hoe het landschap eruit zag in 1420, wanneer het kasteel wordt gebouwd naast een reeds eeuwen bestaande herenhoeve.
Zo werd bijvoorbeeld de beekvallei van een zijtak van de Molenbeek, die ontspringt in naast de kerk van Leeuwergem, afgegraven om klei te winnen voor het bakken van de baksteen waarmee het kasteel werd gebouwd. Deze afgraving resulteerde in een ongewone dubbele beek, die loopt langs de randen van deze historische afgraving.