Nadat het vervallen laat-middeleeuws kasteel van Leeuwergem in 1608 door de Noordnederlandse adellijke families de la Loo – van der Aa wordt aangekocht, wordt het tijdens de vreedzame periode onder aartshertogen Albrecht en Isabella herbouwd. Het kasteel is in die periode dus het centrum van de heerlijkheid Leeuwergem-Elene, en meer een permanente woning dan een zomerresidentie, want Philips de la Loo, die sterft in 1620, en verschillende leden van de families de Lannoy worden als inwoner van Leeuwergem in een gezamelijke grafkelder onder de kerk van Leeuwergem begraven.
Kort voor 1640 wordt het herbouwde kasteel door Antonius Sanderus afgebeeld in zijn beroemde Flandria Illustrata (deel III). De tekening toont het kasteel met aanpalende tuin temidden van de kasteelvijver, met daarnaast de herenhoeve, een grote siertuin, een boomgaard en bos.
Een grondige studie van het huidig gebouw inclusief de kelders, heeft ons duidelijk gemaakt dat belangrijke delen van het kasteel in 1640 er vandaag nog steeds zijn, zonder belangrijke wijzigingen. Meer nog, bij restauratiewerken werden delen teruggevonden die zonder twijfel teruggaan op het oorspronkelijk kasteel van 1420. We zijn er daarom van overtuigd, dat in tegenstelling tot wat beweerd wordt in oudere publicaties, het gebouw een belangrijke continuïteit heeft gekend, wat wij dan ook in deze virtuele reconstructies tonen. Ook de andere elementen uit de afbeelding van Sanderus kunnen vandaag nog steeds aangewezen worden, zoals de vierkante kasteeltuin of de boerderij.
In die tijd heeft een dergelijk landelijk kasteel een gemengde sier- en moestuin. Hij dient dus tegelijkertijd als wandeltuin en groententuin voor de kasteelbewoners (zoals bijv. in het kasteel van Villandry). Centraal in zo’n tuin staat een fontein, die niet alleen als versiering dient maar ook als waterbron voor de planten. De fontein wordt gevoed door een bron in het hoger gelegen Vogelbos ten noord-oosten van de tuin via ondergrondse buizen, die nog steeds aanwezig zijn. Als beeld bovenop de fontein hebben we een herinterpretatie gekozen van de Grieks-Romeinse badende Venus zoals dat gebruikelijk was in de 17de eeuw (bijv. door de Vlaming Jean de Boulogne).
Deze tuin heeft nog steeds dezelfde vierkante structuur met vier kwadranten als een middeleeuwse of renaissancetuin en verwijst naar de Hof van Eden, met in het midden de levensfontein, waaruit vier rivieren ontspringen. Terwijl een middeleeuwse tuin besloten is, kijkt een renaissancetuin naar buiten, met lange zichtassen die benadrukt worden door ornamentale hagen en bogen. Het feit dat de tuin langs drie zijden omgeven is door een boomgaard versterkt nog deze zichtas naar het kasteel toe (zie beeld hierboven).
Het kasteel staat dus temidden een grote vijver en is alleen via de loopbrug toegankelijk. Bij problemen kan het laatste deel van de houten brug worden binnengetrokken, zodat het kasteel toch een zekere vorm van bescherming biedt bij lokale onrust of dievenbendes. Het poortgebouw dateert grotendeels nog van de eerste fase van het kasteel rond 1420. In de kelderverdieping van het gebouw zijn nog de schietgaten voor de boogschutters aanwezig.
De voorgevel van het kasteel is in feite nog steeds dezelfde als die van vandaag. Alleen de toegangspoort, zoals die is weergegeven op de afbeelding van Sanderus, is anders dan de huidige toegang. Die toegangspoort laat vermoedelijk toe dat een koets door het gebouw kan rijden en dat men dus overdekt kan uitstappen. Rechts is vermoedelijk een zaal waar bezoekers worden ontvangen en die aansluit op de keuken. Links is er vermoedelijk een bureau waarin mensen ontvangen kunnen worden voor besprekingen. In deze ruimte is vandaag de oorspronkelijke vloer met rode en zwarte Boomse tegels met figuratieve afwerking bewaard. Deze bureauruimte heeft een buitendeur, die er ook vandaag nog is.
Achteraan zien we links de keuken met daaronder de voorraadkelders. Op de verdieping bevinden zich de persoonlijke vertrekken van de adellijke bewoners en de kapel, net zoals vandaag nog het geval is in het huidige kasteel.
De toren doet niet alleen dienst als uitkijktoren maar laat ook het dienstpersoneel ongezien circuleren door het kasteel. De spiltrap in de toren verbindt immers de voorraadkelders, de keuken, de ontvangstruimtes en de privévertrekken van de kasteelbewoners met de leefruimtes van het dienstpersoneel op de dakverdieping.
Als uitkijktoren moet de toren hoger zijn dan de toppen van de bomen. Deze toren wordt ook gebruikt tijdens de jacht. De knechten, die het wild opsporen, geven signaal naar wachters in de toren, die de adellijke jagers dan in die richting sturen. De kasteeleigenaars bezitten eigendommen tot in Drongen, aansluitend op het kasteeldomein.
Uitkijkend op het water is er naast het kasteel langs de zuidkant een vroege baroktuin. Maar het is dan niet gebruikelijk om in de zon te lopen – een getaande huid is voor mensen die op het land werken – daarom is het centrale pad overdekt met een pergola en zijn er prieeltjes waar men in de schaduw kan zitten. Deze prieeltjes zijn zichtbaar op bovenstaande tekening van Sanderus.
Op het eind van de pergola kan men instappen in een overdekte plezierboot om als ontspanning op de vijver rond te varen. In het poortgebouw is er ook een trap tot aan het water waar men in een boot kan stappen om de vijver te onderhouden en te vissen (zie beeld hierboven). In de kasteelvijver worden immers karpers gekweekt.
Er worden in de zeventiende eeuw grote inspanningen gedaan om nieuwe bloemenvarianten te kweken via kruising. Zo ontstaan nieuwe soorten dubbelbloemige rozen en rijkgekleurde tulpen. Tegen de zuidmuur staan druivelaars. Deze strakke tuinen vragen dagelijks onderhoud.
Langs de kasteelvijver, op het pad naar het achterliggende banbos, liggen nog additionele siertuinen, van waar men een prachtig zicht op het kasteel heeft.
Een gedachte over “Het kasteel van Leeuwergem in 1640”